Eendaagsen
Door: Maarten Scholtze
Vrijdag 24 en zaterdag 25 augustus 2007
Diekirch naar Valkenswaard 2007, met óf zonder?Wat we de laatste tijd toch erg bevreemd heeft is het feit, dat je wanneer je, je ambities laat horen er ontzettend negatief of agressief op gereageerd wordt. Het is toch zeker geen geheim geweest van mij dat ik voornemens was om eens een snelle tijd neer te gaan zetten in de “moeder van aller toertochten”: Diekirch-Valkenswaard! Maar de reacties die dit opleverden hebben me zeer verbaasd en waren in een aantal gevallen ook nog eens beledigend. Het minste wat me is verweten is “einzelganger”. Ik heb van niemand eens een aanmoediging gehad, een compliment of goed advies, nou ja één dan en dat was om niet te stempelen en dat heb ik dus opgevolgd. Hiervoor bedankt Raymond! Deze keer moet het dus wel gaan lukken. Een mooie en vooral scherpe tijd. De vakantie dit jaar in Italië (Iseo meer) is totaal besteed aan het maken van (harde)trainingskilometers. En de laatste twee weken voor de tocht zit het wel snor met de conditie. Het plan de campagne is gemaakt en ik besluit om niet te stempelen en vooral geen tijd te verliezen bij de bevoorrading. Na een slapeloze nacht op een fijn bed in een mooie maar warme hotelkamer fietsen we, na een eenvoudig ontbijt, om kwart over zes naar Diekirch. Daar aangekomen ga ik rustig in de buurt van het starthek staan en eet nog gauw een lekker biscuittje met jam. Ondertussen neem ik de gebeurtenissen voor mijn ogen waar en zie diverse cameraploegen en fotografen druk bezig. Naamgever Wim Kemps wordt voor mijn neus ondervraagt door de lokale pers en Wim geeft in mooi steenkolen Duits antwoord. Een deelnemer fietst zich warm, ondertussen druk zuigend aan een laatste sjekkie. Dan komt er een jongeman op een zeer bejaarde Gazelle fiets en gekleed in flapperend trainingspak met aan zijn voeten trimschoenen. Aan zijn bovenbuis hangt een startnummer. Ik twijfel aan mijn eigen verstand of ik het allemaal wel goed zie. Denkt deze jonge idealist deze tocht echt uit te rijden? Ik ben er 100% van overtuigd dat hem dit niet gaat lukken. Iemand die op deze manier wil fietsen heeft volgens mij niet genoeg getraind om te weten dat dit zo niet gaat. Toch ben ik eigenlijk wel benieuwd tot hoever hij zal komen! Verder valt het me op dat er op dit zeer vroege uur al zoveel mensen op de been zijn. Na een korte toespraak en een paar mededelingen valt het startschot en gooi ik mijn been over het zadel en rij aan. Na een paar honderd meter komt een groepje renners over mij heen. Zouden dit de beruchte snelle mannen zijn? Zo zien ze er zeker niet uit. Even later sluiten er nog meer mensen aan en zo ontstaat de eerste groep. Met voor ons de organisatie- auto en diverse motoren wordt het net koers. De wegen zijn afgezet en we gebruiken de volle breedte van de weg. Met volle teugen geniet ik ervan. Fantastisch is het om zo te rijden. Het tempo gaat gelijk omhoog naar de 40 km. Na een aantal kilometers begint de weg langzaam met vals plat omhoog te lopen. Even veronderstel ik dat hier het tempo wel zal minderen, maar het blijft boven de 36 km per uur. Na een vijftien kilometer rijden we aan een lang lint en net voor me breekt het. Het gat dichtrijden zou nog wel lukken, maar zou dit ook verstandig zijn? Ik laat deze jongens rijden. Deze renners slopen me binnen de kortste keren totaal. Met het restant rijd ik verder en met ongeveer 25 man komen we om vijf over half tien aan in St Vith. Vlak voor de stempelpost ligt een kleine rotonde en twee man passeert die aan de linkerzijde. Meteen komt de lokale politie in actie en worden ze aan de kant gezet. Later hoor ik van de bewuste renner dat hij een waarschuwing heeft gekregen maar andere renners moeten €50,- betalen. Na vlug een krentenbol te hebben gegeten en een flesje sportdrank ga ik weer op weg. Nu heb ik wel gestempeld en heb ondertussen de ontbrekende stempel ook te pakken gekregen. Ik was er niet op uit maar hij werd me in de schoot geworpen. Eens te meer blijkt dat je in het leven verder komt met kennissen dan met kennis. Een klein groepje haalt me in en bij het passeren taxeer ik de renners en kom tot de eerste conclusie dat deze renners te zwaar zijn en hun materiaal niks bijzonders is. Na een aantal kilometers krijgen we een flinke klim en zomaar uit het niets wordt ik door hun alle vijf, snoeihard uit het wiel gereden. Het heeft niet eens nut om het te proberen. Zo blijkt maar eens dat vergissen makkelijk is als je van eerste oppervlakkige indrukken uitgaat. Ik rijd een tijdje alleen verder en kom dan op een kruising een grotere groep tegen. Allen zijn gekleed in het tenue van ZZPR. Dit is de sponsor van Wilant van Gils, de veldrijder die zelf ook mee aan het trainen is. Samen met, jawel Gerben de Knegt. Ik rij een paar kilometer met hun op en merk dat hun tempo te traag is voor een snelle tijd en samen met een paar anderen laten we hen achter. In de beklimming naar de baraque Michel ben ik in de veronderstelling dat ik kopwerk doe voor een paar man, maar bij het passeren van het hoogste punt komt er ineens een compleet peloton over me heen en daarmee daal ik af richting Gileppe wat dit jaar geen rustplaats is. We moeten deze keer een aantal kilometers verder, net boven Verviers. Daar kom ik om kwart voor twaalf aan. De benen voelen goed aan en al calculerend kom ik tot een voorlopige conclusie dat een eindtijd, van voor vier uur binnen, goed mogelijk is. Bij deze rustplaats tref ik eindelijk motorrijders Cees en Joost aan. Zij zouden mij en anderen tijdens het eerste gedeelte van de tocht met hand en spandiensten terzijde staan. Toen zij echter ’s-morgens iets over zeven arriveerden waren de eersten al vertrokken. Zij hebben een gedeelte over het parcours afgelegd maar waren onder de indruk van de aantallen renners en snelheden en vonden het niet verstandig om tussen de renners te blijven rijden. Enige onervarenheid met het volgen van wielrenners heeft hier ongetwijfeld ook parten gespeeld. Het lijkt zo makkelijk, met een zware motor tussen een paar fietsers rijden, maar dan blijkt pas wat voor ’n enorme gemiddelden op een racefiets behaald kunnen worden. Na een korte stop met bevoorrading klim ik weer op de fiets. Cees en Joost zullen me nu blijven volgen en maken zich ook klaar voor het vertrek. Waarschijnlijk binnen enkele kilometers zullen ze me inhalen. Voor me rijdt één enkele renner en we worden ingehaald door twee motors van de organisatie. Zij gaan rechtsaf. De renner voor me ook en ik sluit ook aan. Na enige kilometers, zeer slechte weg, merk ik nog steeds geen achteropkomende volgmotor en de renner voor me houd in en vraagt om we wel goed zitten. |
Ik vervloek mezelf voor deze stommiteit. Via de headset van mijn telefoon bel ik met de motor en hoor dan dat de A-rijders inmiddels zijn gepasseerd bij het rustpunt. Ik blijf in de veronderstelling dat ik nog voor hen rijd maar als ik word teruggebeld komt het nieuws als een moker. Ik rij minuten achter de A-rijders. Snel tempo maken en hopen dat ik nog bij hen kan aansluiten.Een van de laatste beklimmingen en afdalingen is net voor het oversteken van de Maas bij Visé. Hoewel het nog steeds mooi weer en de weg overal droog is, is hier het zwarte asfalt nat. De slingerde afdaling wordt door iedereen rustig genomen. Dan net voor me slipt een renner met zijn achterwiel. In een reactie stuur ik naar rechts en knijp vol in de remmen. Iedereen weet dat je een slippende fiets niet meer kan sturen en ik kan de bocht niet meer houden. De vangrail komt steeds dichterbij en in de goot naast de weg kan ik stoppen. Dit wel op een onconventionele manier. Over het stuur met mijn bovenlichaam op de vangrail. Mijn fiets ligt dubbelgevouwen en ik vrees dat hij onherstelbaar beschadigt is. Achter mij zijn er diverse renners van mijn capriolen geschrokken en onderuit gegaan. Een renner komt met zijn schouder tegen de vangrail en andere renners stoppen om bijstand te verlenen. Shirts zijn kapot en diverse schaafwonden met lichte bloedingen. Mijn fiets blijkt bij inspectie niet kapot alleen het stuurlint is gescheurd. De consternatie is groot en wordt al gesproken over ziekenauto’s. Een schouder wordt uit de kom vermoed, maar met wat duw en trekwerk blijkt dit niet zo te zijn of anders erg snel en afdoende te zijn gerepareerd. Gelukkig kan iedereen weer verder maar de schrik zit er in ieder geval er bij mij erg goed in. Ik stap weer op en bemerk stekende pijnen in mijn pols. Ik kan er niets aan zien maar verrek van de pijn. Sturen gaat nog maar remmen met rechts maar heel matig. Ik weet dat we nog een tiental kilometers van de rustplaats Herderen zitten en besluit om daar hulp te zoeken en anders op te geven. Met zeer veel pijn en veel schrik in de benen, een moraal die totaal verloren is rij ik Herderen binnen. Bij de verzorging vraag ik om EHBO maar ze beschikken alleen over pleisters. “Maar we hebben wel genoeg” wordt me enthousiast medegedeeld. Dan komen de andere ‘slachtoffers’ van de glijpartij binnen. Zij zitten onder het geronnen bloed van de schaafwonden. Hier past alleen nederigheid en snel maak ik plaats van de echte gewonden. Ik heb immers maar een zere pols een paar kleine schaafwonden en veel verf van de vangrail op de benen. Bij de volgwagen van Theo hoor ik dat de A-groep al vertrokken is en uitgeblust en moedeloos met het vooruitzicht van een kleine honderd kilometer afzien voor de boeg rij ik ook maar aan. Even denk ik terug aan die paar kilometer geleden voor de rustplaats, toen we Val-Meer passeerden. Hier ligt klein Lourdes. Was ik daar maar gestopt en had ik mijn bidons maar laten vullen en zegenen door de heilige maagd Maria. Ik had dan wel een groot risico genomen bij de dopingcontrole. Want drinkbussen gevuld met Lourdeswater wordt ongetwijfeld aangezien voor “devotiedoping”. Maar een gebrek aan tijd en een verlangen naar hulp deed me toen besluiten om “rücksichtslos” door te rijden. In het begin is het nog maar een klein groepje maar bij het binnenrijden van Belgisch Limburg is de groep gegroeid tot een dertig wielrenners. Het tempo gaat steeds hoger en harder. Ik rij constant op de laatste plaats. Aanzetten uit het zadel gaat niet met de pijn en ik wil niet het risico lopen van een nieuwe valpartij omdat ik niet goed kan sturen en remmen voor in de groep. Toch weet ik me makkelijk te handhaven. Met veel moeite weet ik de muziek aan te zetten van mijn telefoon en de vrolijke deuntjes verzachten een beetje het leed en verzetten de zinnen. Dan zie ik ineens in de verte een groep met gele shirts. Ik kan mijn ogen niet geloven. Het gat naar de A-rijders is dichtgereden. Dit is nog eens geluk hebben. Weldra sluiten we aan, maar der-op en der-over gaat helaas niet door het smalle fietspad. Als ik nog eens goed kijk van een afstand zie ik tot mijn zeer grote verbazing een aantal B-starters rijden. Hebben die stiekem zoveel getraind en zulks goede benen, of is de A-groep ook opgehouden door pech of calamiteiten. Het zijn kersverse Abraham Sjef Verhoeven, Wout van den Broek en Cees ter Beek die blijkbaar met de A-groep zijn meegereden. Bravo en een groot chapeau voor deze mannen. Waar een wil is, is ook meestal een weg, geldt ook voor deze renners. Tot nu toe heb ik me achteraan verstopt omdat ik geen zin heb in uitleg of verantwoording wat meestal toch wordt vertaald als ‘smoesjes’. Maar omdat het tempo hoog blijft en er gaten beginnen te vallen rij ik toch maar naar voren. Rond de klok van drieën komen bij de nieuwe rustplaats in Bocholt aan. Officieel moeten we dan nog vijftig kilometer. Ervan uitgaan dat de tocht ook dit jaar 250 kilometer is. De tijd van vier uur kan dus niet meer gehaald worden. Exact om tien voor half vier gaan we op weg voor de laatste etappe. De pijn in de pols is draaglijk geworden maar bij kuilen of bulten in de weg word ik nog steeds op pijnlijke wijze aan de afdaling bij Visé herinnerd. We rijden Nederland binnen en hebben bijna constant wind in de rug. Dit fietst lekker op zo’n laatste stukje. Helaas zitten er nog niet veel mensen in de tuinen langs de route op ons te wachten. Dit is natuurlijk wel een nadeel wanneer je vroeg binnen bent. Jan Wellens kan zoals gewoonlijk weer zijn oerkrachten niet onderdrukken en moet diverse malen door Guus van den Hout tot de orde worden geroepen om als groep binnen te kunnen komen. Tussen Leende en Valkenswaard meen ik Walter van Baast te zien staan om ons op te wachten. Hij is blijkbaar op de fiets hier naar toe gekomen voor ondersteuning. Nog mooier was natuurlijk geweest als hij heel de tocht met ons had gereden. Misschien niet met ons maar dan toch met een andere groep. Op de markt in Valkenswaard treffen we later ook supporters Huub de Bie en Neel Spapens aan, die ons en de late binnenkomers verwelkomen. Dit is een zeer mooie geste van onze clubgenoten. We blijven als gecombineerde A en B groep bij elkaar en rijden dus met z’n elven Valkenswaard binnen. Tevergeefs kijken we uit de motorpolitie. Zoals gewoonlijk is de Politie er weer niet als je ze nodig hebt. De reden van hun afwezigheid is niet bekend maar wel zeer jammer. Ik weet van velen dat dit door hun erg op prijs wordt gesteld en misschien wel de ultieme bekroning van de toertocht is. Het blijft in ieder geval langer bij als de verstrekte medaille van de organisatie. We stappen vlak voor het podium af en op mijn kilometerteller zie ik de afstand van 272 kilometer staan. 13 kilometer voor Vianden-Diekirch en 248 voor Diekirch-Valkenswaard. De overige kilometers zijn bonus voor onbenul en stupiditeit, en oh ja, voor niet goed uit de doppen kijken. Op het huldigingpodium wordt Sjef Verhoeven als jarige even in het zonnetje gezet en massaal door de mensen toegezongen. Als mosterd na de maaltijd zet ook het dweilorkest nog even in. Ze proberen nog even de situatie te redden door het in versneld tempo af te spelen maar helaas voor hen haalt het niets uit. Niet steeds staan zuipen mannen, maar meer blazen! En ik weet wel; “zonder drank, geen klank”, maar toch. De stempelkaart wordt ingeleverd en dan is het tijd voor evaluatie en bezinning. Dit betekend in gewoon Nederlands: aftanken. Eerst nog even langs de aardige dames van de EHBO die een noodverbandje aanleggen. Dan wordt er kort van gedachten gewisseld met de andere maar liever ga ik toch naar huis want alles doet zeer. Hierbij wil me dan ook verontschuldigen bij de andere deelnemers die later zijn binnengekomen. Ook zij verdienen een heldenontvangst van mij, net als ik die van anderen heb ontvangen, die ik ze helaas niet heb kunnen geven. Als laatste wil ik hier alle begeleiders, zowel auto’s als motor, bedanken voor hun belangeloze inzet en tevens Hendrik Dejonckheere voor de organisatie en het meerijden in zijn auto wat toch telkens weer de ultieme snelheidsbeleving is. Of WTC de Hellen volgend jaar D-V wel of niet rijd, ik zal in ieder geval, Deo Volente, aan het vertrek staan. |
|