Wieler Toer Club De Hellen

Inlogformulier

Artikelen

Honderd Cols revisited


Augustus 2014: Malaucene – Argonay

In augustus verwacht je stabiel zomerweer maar dat was in onze week – opnieuw – niet het geval. We hadden bij vertrek in juli hetzelfde hotel al besproken zodat we zeker wisten dat we in ieder geval één nacht in luxe konden doorbrengen.

Het stuk tussen de Ventoux en de echte Alpencols is meer dan pittig. Het zijn op zich geen grote cols maar wel weer het vaste recept van de 100 cols, dus voortdurend op en neer. Al een kilometer of tien na vertrek leek er bij Dennis iets aan te lopen. Dat nam geleidelijk aan toe en bij de eerste koffiestop, bleek de rechtercrank los te lopen. Toevallig zat er iemand op het terras met de passende inbussleutel. Flink aangedraaid, dat moest lukken dachten we.

Bij de volgende klim liep de crank echter weer los. Gestopt bij een huis waar toevallig een Nederlander woonde die maar liefst drie passende sleutels had en er eentje aan ons gaf. Vanaf toen was het een paar keer per dag de zaak vastzetten. Ook na een poging met brute kracht – buis erop voor een groter moment – liep de crank toch los. Ondanks alles hebben we genoten van de gorges en het mooie gebied tot aan de eerste Alpencol.

De vorige keer vond ik de col de Buis een van de zwaarste van de tocht. Blijkbaar had ik het in mijn hoofd nog veel erger gemaakt dan het was – het is een kreng maar veel minder erg dan gedacht. Redelijk snel na de Buis rij je de echte Alpen in.

De top van de Couillole volgt na een wonderschone doortocht door de gorges du Cians. Jammer genoeg zijn er inmiddels meer tunnels gekomen en wordt de oude weg ook niet meer onderhouden. Ik ben er wel steeds overheen gereden maar dat zal niet meer heel lang kunnen denk ik.

Na de Couillole reden we nog zover als de benen het toelieten de Bonnette op. Dat is een lange klim waarvan ik vooral het vals plat (25 km met 2-3 % stijging) vervelend vind.

We stopten in St. Etienne de Tinée waar we zeldzaam goed aten. Van de eerste tocht kon ik me het laatste stuk van de klim nog goed herinneren. Waar het toen zeldzaam afzien was, daar ging het nu een stuk gemakkelijker. Het blijft natuurlijk wel een hele hijs tot boven. Beneden besloten we de Vars nog over te gaan en zover als het kon op de Izoard te komen.

  Bij de Vars zit het venijn in de staart. Dat was ik een beetje vergeten maar toen ik op de stempelplaats aankwam, wist ik het weer: hierna begint de ellende. Die ellende houdt in dat er nog acht km tussen 8 en 10% geklommen moet worden. Vol in de wind naar beneden en die wind stond ook nog tegen in het mooie verbindingsstuk naar de Izoard. Na de afslag naar Arvieux begint de klim echt en was het zowel bij mij als bij Dennis snel op. In Arvieux was het gedaan, de rest van de klim was voor de dag erna.

Die dag regende het vanaf het vertrek en bibberend bereikten we Briancon. In de regen en met wind tegen de Lautaret op en eenmaal richting Galibier was het nog net boven nul. Op de top voelden we ons helden maar wel van het natte en koude soort. Ieder twee omeletten en een kop soep verder, hadden we het nog koud. Ik kocht nog een extra jack en toen in de ijsregen naar beneden.

In Valloire wilde Dennis niet verder en met nog geen 100 km op de teller hielden we het voor gezien. Achteraf een goede beslissing, de afdaling van de Telegraphe was net “gefreesd” en dat zou in de regen toch wel link zijn geweest. De volgende dag was het wel koud maar droog. De afdaling eindigt in St. Michel de Maurienne en daar is het rechtsaf richting de col d’Iseran.

De weg leidt bijna zestig kilometer door een dal totdat Bonneval-sur-Arc bereikt wordt. In het dal is het vooral vals plat omhoog met – uiteraard – wel een paar verrassingen in de vorm van echt klimmende gedeelten. Je passeert dan nog een heuse col, de col de la Madeleine (1745 m) en na opnieuw even dalen en weer klimmen is het linksaf in Bonneval. Het laatste stuk in het dal zie je de klim aan de overkant al omhoog gaan.

Vanaf Bonneval is het nog iets van 14 km klimmen door een van de mooiste landschappen van de hele tocht. De top ligt op 2770 m alwaar de twee chagrijnigste zussen van heel Frankrijk met de nodige tegenzin koffie voor je zetten. Na die opbeurende gebeurtenis begon de lange afdaling naar Bourg St. Maurice. Met de nodige moeite vonden we in een buitenwijk nog een hotel, dronken en aten we er weer goed van.

De laatste fietsdag van die week leidde ons achtereenvolgens over de Cormet de Roselend – gaat dat zien!, een van de mooiste klimmen die ik ken – de Saissies en Aravis. De oude route ging dan direct naar Annecy maar nu is er een lusje over de Croix de Fry en vervolgens vanaf Thones “achterlangs” naar Argonay (oostelijk van Annecy). Dat laatste stuk deed nog serieus pijn.

Na iets meer dan 140 km en 3500 hoogtemeters in de benen waren we blij het hotel te zien.
up